- bij
- bij1{{/term}}〈de〉1 abeille 〈v.〉♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 een bezige bij • une fourmi————————bij2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [bij kennis] conscient2 [gelijk] à jour3 [van alles op de hoogte] à la page♦voorbeelden:1 de drenkeling is nog niet bij • le noyé n'a pas encore repris connaissance2 ik ben nog niet bij • je ne suis pas encore à jour3 goed bij zijn • être tout à fait à la page¶ er warmpjes bij zitten • être aiséhet koren staat er best bij • le blé promet une riche moissonom en(de) bij • environten naasten bij • à peu de chose près————————bij3{{/term}}〈voorzetsel〉1 [in de nabijheid van; m.b.t. een raken aan, bereiken] près de2 [m.b.t. een gebondenheid] chez⇒ auprès de3 [m.b.t. een meevoeren] avec4 [voor, in tegenwoordigheid van] à⇒ auprès de5 [gedurende, onder] par⇒ à6 [gelijktijdig met] à⇒ lors de7 [in geval van] en cas de8 [wegens; m.b.t. een omstandigheid, in eden en verzekeringen] par9 [door, voor, door middel van] par⇒ au moyen de10 [in vergelijking met] auprès de⇒ à côté de, comparé à11 [m.b.t. een hoeveelheid] par⇒ à12 [in de ogen van] chez⇒ aux yeux de13 [bijna] environ⇒ presque, aux alentours de♦voorbeelden:1 iets bij de hand hebben • avoir qc. sous la mainbij een kruispunt komen • arriver à un carrefourbij het raam • à la fenêtrebij het stadhuis • près de l'hôtel de villebij de wind zeilen • naviguer près du vent〈figuurlijk〉 iets er(gens) bij halen • mêler qc. à qc.ik kan er(gens) niet bij • je n'arrive pas à le prendre; 〈figuurlijk〉 cela me dépasseik woon hier vlak bij • j'habite tout près d'icihet is bij zessen • il est près de six heures2 bij een baas werken • travailler chez un patrondat is bij de boeren zo de gewoonte • c'est la coutume chez les paysansbij familie logeren • loger chez des parents3 ik heb mijn paraplu niet bij me • je n'ai pas pris mon parapluieiets bij zich hebben • avoir qc. sur soizij had haar dochter bij zich • elle était avec sa fille4 zich bij een instantie beklagen • déposer (une) plainte auprès d'un organismeinlichtingen bij een loket inwinnen • se renseigner à un guichetbij zichzelf zeggen • se dire (tout bas)5 bij het binnenkomen • en entrantbij tijden • de temps en tempsbij het vallen van de nacht • à la tombée de la nuit6 bij deze bekentenis bloosde hij • à cet aveu, il rougitbij een glas wijn iets bespreken • discuter de qc. autour d'un verre de vin7 bij mooi weer • quand il fait beau8 bij God • par Dieu10 wat is hij nu bij een dichter als Achterberg? • que vaut-il à côté d'un poète comme Achterberg?de kamer is 6 bij 5 • la pièce mesure 6 mètres sur 511 iets bij het gewicht verkopen • vendre qc. au poidsbij paren • deux par deuxde mensen kwamen bij duizenden toelopen • les gens vinrent par milliers¶ wat drink je bij het eten? • que bois-tu en mangeant?heb je iets bij de koffie? • as-tu qc. à servir avec le café?bij een mening blijven • persister dans une opinionsoort bij soort leggen • trierik was niet bij de vergadering • je n'ai pas assisté à la réunionbij elkaar zijn het er 20 • il y en a 20 en touthet er niet bij laten • ne pas en rester làik ben er toch zeker zelf bij • je suis majeur et vaccinéer mag nog wel wat bij • un peu plus ne fera pas de tort〈figuurlijk〉 dat is er niet bij • il n'en est pas questioner moet geld bij • il va falloir ajouter de l'argent〈figuurlijk〉 er(gens) gauw bij zijn • (ré)agir rapidement
Deens-Russisch woordenboek. 2015.